KINDEREN IN ARMOEDE IN NEDERLAND Datum: 25 juni 2013
Rapportnummer: KOM4/2013
Kinderen in armoede in Nederland Verwey-Jonker Instituut Majone Steketee Trudi Nederland Jodi Mak Renske van der Gaag Maxine van Bommel Lucas Roebroek Suzanne van der Eerden Jessica van den Toorn Eliane Smits van Waesberghe Kinderombudsman Rogier Oet Cato Oosterwijk
Voorwoord
Kinderen hebben recht op een toereikende levensstandaard, zo schrijft het Kinderrechtenverdrag voor. Toen ik in 2012 de eerste Kinderrechtenmonitor uitbracht, was een van de zorgwekkende conclusies dat in Nederland één op de tien kinderen in armoede opgroeiden. Inmiddels is dat aantal zelfs gestegen naar één op de negen. Dat zijn maar liefst driehonderdzevenenzeventigduizend kinderen. De cijfers spreken duidelijke taal, maar armoede in Nederland kreeg voor mij pas echt een gezicht met het digitale Meldpunt. Kinderen en jongeren vertelden in februari hun verhalen: hoe is het om in armoede te leven? Veel kinderen en jongeren schreven dat ze zich zorgen maken om zaken, die voor Nederlandse kinderen vanzelfsprekend zouden moeten zijn: is er voldoende eten in huis, staat de verwarming aan, is er goede kleding? Ook blijkt uit veel berichten dat kinderen zich schamen voor hun situatie: geen vriendjes mee naar huis durven nemen om te spelen, bang dat zij zullen zien hoe de situatie thuis is. Het digitale Meldpunt was het startpunt van het onderzoek naar kinderen in armoede, dat ik het afgelopen half jaar heb uitgevoerd in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut. Centrale vraag van dit onderzoek is hoe er in het armoedebeleid rekening wordt gehouden met het kinderrecht op een toereikende levensstandaard nu er zoveel kinderen in Nederland (ook langdurig) in armoede leven. Ons digitaal Meldpunt kreeg in drie weken veel reacties: meer dan 1000, waarvan bijna 700 reacties van kinderen, maar ook van ouders en professionals. Vervolgens zijn er met een aantal kinderen verdiepende interviews gehouden. Ook het armoedebeleid van een groot aantal gemeenten is tegen het licht gehouden. Hieruit blijkt dat er in het land een zeer uiteenlopend aanbod is van gemeentelijke regelingen. Ook is er een scala aan goede en betrokken private initiatieven. Goed om te zien dat veel mensen zich het lot van deze kinderen aantrekken. Helaas is wel de conclusie dat als het gaat om hulp het uitmaakt in welke gemeente je woont als kind. Dat zou niet mogen uitmaken, want ieder kind heeft recht op een toereikende levensstandaard. Kinderen gaan allemaal op hun eigen manier om met armoede. Dat blijkt uit de diverse reacties op het Meldpunt: het ruilen van kleding, statiegeldflessen verzamelen, klusjes doen. Kinderen zijn hierin creatief en inventief en dat bewonder ik enorm. Desondanks moeten we niet vergeten dat armoede diepe littekens achterlaat bij kinderen. Dit is niet acceptabel in een van de rijkste landen ter wereld. Eén van de aanbevelingen die ik aan gemeenten doe, is om een integraal armoedebeleid te ontwikkelen dat specifiek gericht is op kinderen. Opgroeien in armoede mag geen stempel drukken op de rest van je leven. We zijn het aan deze kinderen verplicht om hen een beter perspectief te bieden. Tot slot wil ik alle kinderen en alle ouders en professionals bedanken die hebben meegewerkt aan het onderzoek. Ik vertrouw erop dat de aanbevelingen spoedig opgepakt gaan worden, in het belang van onze kinderen. Marc Dullaert, de Kinderombudsman 5 Samenvatting Kinderen in armoede in Nederland Onderzoeksoverzicht en leeswijzer Volgens artikel 27 van het VN-Kinderrechtenverdrag hebben kinderen recht op een passende levensstandaard. Ouders moeten daarvoor zorgen binnen hun mogelijkheden en de staat ondersteunt hen daarbij De Kinderombudsman heeft dit jaar met het Verwey-Jonker Instituut een aantal onderzoeken in gang gezet naar kinderen en armoede. Ten eerste is het Meldpunt Kinderen in Armoede geopend voor kinderen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar. Zij konden hun ervaringen vertellen met armoede in de thuissituatie en mogelijke oplossingen aandragen. Daarnaast konden ouders, professionals, ambtenaren of mensen die op een andere wijze betrokken zijn bij armoede, hun ervaringen en problemen bij armoedebeleid doorgeven, of goede voorbeelden geven van projecten rondom kinderen in armoede. Het Meldpunt kreeg veel belangstelling. In totaal benaderden 681 kinderen het Meldpunt en 421 volwassenen. Daarnaast hielden de onderzoekers met vijfentwintig jongeren uit dit Meldpunt diepte-interviews. De reacties en interviews zijn niet representatief voor alle kinderen in Nederland, maar geven wel een eenduidig beeld van hoe kinderen het opgroeien in armoede ervaren en wat dit voor gevolgen voor ze heeft. Daarnaast is er een onderzoek uitgezet onder alle Nederlandse gemeenten met vragen over hun armoedebeleid voor kinderen. In totaal hebben 198 van de 408 gemeenten gereageerd, waarmee dit deelonderzoek representatief is voor het gemeentelijk armoedebeleid in Nederland. Bij deze eerste drie delen van het onderzoek is een groep experts betrokken (zie bijlage). Deze experts dachten mee over de uitkomsten van het onderzoek en hebben de resultaten gevalideerd. Het laatste deel van het onderzoekstraject start na de zomer 2013. In dit deelonderzoek zijn de jongeren aan zet. Het doel is om met hen een methode te ontwikkelen waarmee zij invloed kunnen uitoefenen op het gemeentelijk armoedebeleid, zodat het meer aansluit bij de behoeften en wensen van de jongeren zelf. Dit rapport bestaat uit drie delen. deel 1 beschrijft de uitkomsten van het Meldpunt en de diepteinterviews met kinderen.1 In deel staan de resultaten uit het Meldpunt voor volwassenen en deel 3 geeft de resultaten weer van de quick scan van het gemeentelijk armoedebeleid. Samenvattende conclusies ‘Kinderen over Armoede’ 1. Armoede heeft grote gevolgen voor kinderen Uit de reacties van de kinderen blijkt dat het merendeel van de kinderen het leven in armoede als buitengewoon vervelend ervaart: zij worden dagelijks met het geldgebrek geconfronteerd. Zij krijgen bijvoorbeeld niet dagelijks een warme maaltijd of geen nieuwe kleren of schoenen als dat nodig is. Meer dan de helft van de kinderen die hebben gereageerd, gaat naar de voedsel- en/of kledingbank of heeft te maken gehad met het afsluiten van elektriciteit en/of water. Ook vakanties, een lidmaatschap van een sportclub, het vieren van een verjaardag of het meedoen aan schoolexcursies, is niet vanzelfsprekend. Kinderen verwachten dat deze situatie niet snel zal veranderen. De kinderen die het Meldpunt benaderden maken zich ook zorgen over de armoedesituatie thuis, één op de drie zelfs elke dag. Deze ongerustheid is vooral gericht op geldproblemen, maar ook op de angst om bijvoorbeeld uit huis te worden gezet, geen eten of spullen te hebben of nog meer schulden te maken. Bij een deel van de kinderen leidt dit tot fysieke en/of psychische klachten. Ongeveer een kwart van de geïnterviewde kinderen en jongeren zegt weleens hoofdpijn, buikpijn of tekenen van vermoeidheid te hebben omdat zij zich zorgen maken over de situatie. Als het gaat om de toekomst maakt zeker de helft van de kinderen zich regelmatig zorgen over de financiering van hun latere opleiding. 2. Opgroeien in een gezin met weinig geld isoleert jongeren Kinderen vinden het belangrijk om ‘erbij te horen’. Arm zijn betekent dat er geen geld is om deel te nemen aan de gewone activiteiten met andere kinderen, zoals je verjaardag vieren, meegaan naar de film of winkelen. Bijna twee op de drie kinderen van de onderzoeksgroep participeert niet in clubs, zoals sport of cultuur. De kosten hiervoor vormen de belangrijkste drempel. Ook hebben de kinderen soms 1 We spreken in dit rapport over kinderen voor de gehele leeftijdsgroep van 6- tot 18-jarigen. Daar waar we het over jeugdigen of jongeren hebben betreft dit de antwoorden van jongeren in de leeftijdsgroep 10- tot 18-jarigen. 6 schroom om vrienden of vriendinnen mee naar huis te nemen. Als kinderen niet ‘mee’ kunnen doen, komen ze eventueel in een sociaal isolement terechtgekomen. Deze kinderen hebben bovendien het gevoel ‘anders’ te zijn, omdat ze niet kunnen meedoen met de recente trends in kleding of spullen. Ze vinden het heel onaangenaam als zij daarop worden beoordeeld en gepest worden. Ook thuis zijn er volgens de kinderen spanningen en stress vanwege de geldzorgen. Bij twee op de drie kinderen is het gebrek aan geld of de schulden aanleiding voor ruzie tussen ouders. Hoewel de geldzorgen thuis duidelijk spanningen veroorzaken, is het nauwelijks een onderwerp van gesprek met hun ouders. 3. Armoede is nog steeds een groot taboe in Nederland Niet alleen praten kinderen weinig met hun ouders over de armoede thuis, zij praten hierover ook bijna niet met anderen. Thuis weinig geld hebben is niet een onderwerp dat kinderen en jongeren in die situatie openlijk met vrienden bespreken. Op school en zelfs onder beste vrienden is armoede een taboeonderwerp. Anderzijds willen zij dat er meer aandacht komt voor deze problematiek. Hun belangrijkste tip voor andere jongeren is om er toch over te praten – het helpt om met de situatie om te kunnen gaan. 4. Kinderen hebben inventieve oplossingen De kinderen gaan allemaal op hun eigen manier om met armoede. Sommige hebben een bijbaantje of proberen te sparen. Ze hebben ook allerlei tips om te bezuinigen, bijvoorbeeld door kleding te ruilen, karweitjes voor mensen te doen, of statiegeldflessen te verzamelen. Daarnaast zijn er genoeg leuke dingen te doen die geen geld kosten, zoals een slaapfeestje op je verjaardag (omdat dat geen geld kost), of bij je opa of oma langs gaan tegen etenstijd. De geïnterviewde jongeren zijn zich dan ook allemaal zeer bewust van de prijzen en kritisch over wat je nou echt nodig hebt. Samenvattende conclusies ‘Volwassen en Professionals over Armoede’ 1. Toegang tot hulp en ondersteuning is nodig Uit de reacties van de volwassenen klinkt de mening dat ouders meer steun en hulp zouden moeten krijgen. Zoals ook al uit de reacties van kinderen blijkt, leidt armoede tot stress en psychische problematiek van de ouders. Deze gezinnen moeten naast hulp die is gericht op de financiële situatie (schuldhulpverlening, budgettering) ook steun en begeleiding krijgen in het opvoeden van hun kinderen. 2. Voor kinderen in armoede maakt het verschil in welke gemeente je opgroeit De voornaamste conclusie uit de reacties van ouders en professionals op het Meldpunt Kinderen en Armoede is dat zij het gevoel hebben dat het in Nederland uitmaakt waar je als kind in een armoedesituatie woont en opgroeit. Veel van de steun en hulp die gezinnen ontvangen, komt vanuit een particulier initiatief zoals Stichting Leergeld en de voedsel- of kledingbanken. De gezinnen vinden de hulp waardevol, maar deze voorzieningen zijn niet in alle gemeenten aanwezig. Daarnaast hebben alle gemeenten een eigen armoedebeleid. Ze geven daar in meer of mindere mate actief informatie over aan de gezinnen die daarvoor in aanmerking komen. 3. Scholen houden te weinig rekening met armoedeproblematiek bij het vragen van bijdragen van ouders Veel scholen in het basis- en voortgezet onderwijs zijn zich er onvoldoende van bewust dat de gevraagde bijdragen van ouders, zowel vrijwillig als verplicht, voor sommige ouders niet op te brengen is. Het gevolg kan zijn dat kinderen worden buitengesloten. Volwassenen en professionals geven aan dat het onderwijs betaalbaar moet blijven en dat allerlei extra kosten niet aan ouders doorberekend zouden moeten worden Samenvattende conclusies ‘Gemeenten over armoedebeleid voor kinderen’ 1. Visie en doelstellingen ontbreken bij voorzieningen voor kinderen in armoede In het verslag van de quick scan onder gemeenten en de uitgebreidere interviews met dertig gemeenten, is te lezen dat de visie en doelstellingen van het algemene armoedebeleid gericht zijn op het bevorderen van maatschappelijke participatie door financiële ondersteuning. Dit beleid is vooral gericht op uitkerings- 7 gerechtigden, terwijl er juist nu ‘nieuwe’ groepen bij komen met financiële problemen. Voorbeelden zijn zzp’ers, werklozen, mensen met schulden. Veel gemeenten hebben deze burgers en hun kinderen vaak nog niet op hun netvlies. Gemeenten missen ook wettelijke mogelijkheden om op een goede manier de nieuwe groepen te ondersteunen en het armoedebeleid in te vullen. Zo krijgen de gemeenten van de rijksoverheid een budget voor inkomensbeleid voor mensen met een inkomen tot 110% van het sociale minimum. Gemeenten zetten met hun algemene armoedebeleid indirect in op het ondersteunen van kinderen. Ze doen dit door gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders financieel te ondersteunen. In gemeenten zonder specifieke voorzieningen voor kinderen is de aandacht voor de leefsituatie van deze groep beperkt. De problemen die kinderen ervaren en de beperkingen voor gezond opgroeien – met goede ontwikkelingskansen – zien deze gemeenten nog te weinig onder ogen. Daardoor treffen ze onvoldoende gerichte voorzieningen om kinderen in armoede goed te ondersteunen. De grote meerderheid van de gemeenten (88.4%) heeft specifieke voorzieningen voor kinderen, zoals het ondersteunen van de deelname aan sport en cultuur en onderwijsfaciliteiten. Gemeenten concentreren zich vooral op deelname aan culturele en sportactiviteiten van deze groep kinderen: achtereenvolgens 93% en 92%. In maar twee van de geïnterviewde gemeenten is dit een onderdeel van geformuleerd beleid. Voor de overige gemeenten betekent dit dat ze geen beleidsdoelstellingen hebben opgesteld waaraan de effecten van de voorzieningen kunnen worden getoetst. 2. Gemeenten verschillen sterk in voorzieningen voor kinderen in armoede De voorzieningen voor kinderen zijn onderdeel van verschillende beleidsterreinen, zoals armoede-, jeugd-, onderwijs-, sport- en gezondheidsbeleid. Gemeenschappelijk is dat gemeenten zich vooral richten op het ondersteunen van de sociale participatie van kinderen. Dat kinderen moeten kunnen meedoen komt in veel interviews met gemeenten naar voren als de belangrijkste focus van de voorzieningen. Het bevorderen van de deelname aan sport, cultuur en meedoen aan sociale activiteiten op school, is bij veel gemeenten in voorzieningen vertaald. Maar hoe kinderen vervolgens kunnen deelnemen, verschilt erg. Het gaat dan niet alleen om de beschikbare voorzieningen, maar ook om het aantal kinderen dat kan deelnemen. In sommige gemeenten bestaat er een open eindregeling en kunnen alle kinderen deelnemen, maar in andere gemeenten is dit aantal zeer gering. Dit heeft te maken met de beperkte financiële middelen en hun politieke prioriteit. 3. Samenhangende aanpak ontbreekt voor het verbeteren van de leefsituatie van kinderen in armoede Uit het onderzoek blijkt dat de ondersteuning van de diverse onderdelen van de leefsituatie van kinderen in armoede belegd is bij verschillende beleidsafdelingen van een gemeente. De interne samenwerking om tot een integrale aanpak voor kinderen te komen is cruciaal, maar dat vindt nog weinig plaats. Tot nu toe is er vaak sprake van persoonsgebonden contacten. Wat betreft de externe samenwerking is er in een aantal gemeenten op uitvoeringsniveau een goede samenwerking met lokale organisaties. Goed gebruik maken van de kennis die er bij deze organisaties is, kan juist een belangrijke input zijn voor het ontwikkelen van beter beleid. Nu zijn de contacten nog vaak gericht op het ‘vinden van de doelgroep’ en het uitwisselen van informatie. 4. Weinig gemeenten weten of kinderen in armoede de voor hen bedoelde voorzieningen goed gebruiken Het monitoren of de voorzieningen de rechthebbende minima en hun kinderen bereiken, gebeurt of niet of halfslachtig. Omdat maar voor een deel van de voorzieningen bekend is wie er gebruik van maakt. Verder is het vaak onduidelijk of het geld dat aan de ouders wordt verstrekt wel bij de kinderen terechtkomt. Waarin gemeenten ook verschillen, is het stimuleren van het gebruik van de voorzieningen. Veel gemeenten geven goede bekendheid aan de mogelijkheden door schriftelijke en digitale media, maar er zijn er ook die hier minder aandacht aan besteden. 5. Kinderen hebben onvoldoende stem in het ontwerpen en uitvoeren van op hen gericht beleid. Een van de belangrijkste resultaten uit het onderzoek is dat kinderen in nog maar heel weinig gemeenten zelf invloed hebben op het beleid (4,6%). Gemeenten blijken niet goed te weten hoe ze dit moeten aanpakken. Het ontbreekt ze aan handvaten om vorm te geven aan beleidsparticipatie van kinderen in armoede. 8 Aanbevelingen van de Kinderombudsman 1. Het is van groot belang dat gemeenten een armoedebeleid ontwikkelen dat specifiek gericht is op kinderen, gezien het feit dat 1 op de 9 kinderen in armoede leeft. Dit specifieke beleid zal op een directe manier effectief moeten zijn voor kinderen in armoede, waardoor beschikbare hulp rechtstreeks beschikbaar komt aan kinderen die nu nog geen levensstandaard hebben die toereikend is voor een goede lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en sociale ontwikkeling. Slechts enkele gemeenten voeren een armoedebeleid specifiek gericht op kinderen. Alle gemeenten dienen een integraal jeugdbeleid te voeren, op basis van een visie ten aanzien van kinderen in armoede. Gemeenten ondersteunen nu met name de sociale participatie van deze kinderen met specifieke voorzieningen voor sportieve en culturele participatie. Daarom wordt gemeenten aanbevolen zich ook actief te richten op het voorzien in andere basisbehoeften van deze groep. a) Ontwikkel een visie met een integrale aanpak van armoede onder kinderen. Binnen gemeenten zijn verschillende beleidsafdelingen betrokken bij kinderen in armoede. Breng de verschillende leefgebieden waarop kinderen ondersteuning nodig hebben met elkaar in verband. Dit houdt de combinatie in van zowel financiële ondersteuning en schuldpreventie, als participatiebevordering, onderwijsmogelijkheden en gezondheid. Schenk specifiek aandacht aan kinderen die al langer dan twee jaar onder de armoedegrens leven. Het huidige armoedebeleid richt zich nog vaak op uitkeringsgerechtigden en niet op nieuwe groepen, bijvoorbeeld ZZP’ers. Ook kinderen van deze groepen verdienen te worden opgenomen in het armoedebeleid. b) Verbeter de toegankelijkheid van voorzieningen en maak een aanvraag indienen eenvoudig. Veel ouders en kinderen weten de weg naar voorzieningen niet te vinden. Een aanvraag moet eenvoudig gedaan kunnen worden. Maak voorzieningen beschikbaar voor alle kinderen, zonder daarbij een maximum per gemeenten of per voorziening te stellen. Gemeenten wordt aanbevolen zelf in samenwerking met de relevante private organisaties en scholen kinderen die te maken hebben met armoede te bereiken. Gemeenten dienen hierin duidelijk te communiceren over de voorzieningen. c) Betrek kinderen vroegtijdig bij het beschikbaar maken van voorzieningen. Organiseer inspraak van kinderen en jongeren over de voorzieningen die voor hen worden opgezet, om beter zicht te krijgen op waar zij zelf behoefte aan hebben en of het bestaande aanbod hierop aansluit. Veel gemeenten willen aan de slag met inspraak van kinderen en jongeren maar weinig gemeenten brengen deze beleidsparticipatie concreet in praktijk. Maak gebruik van goede voorbeelden, van beproefde methodieken en tools voor beleidsparticipatie van jeugd. 2. Gemeenten wordt aanbevolen een kindpakket samen te stellen, waarvan de onderdelen rechtstreeks ten goede komen aan kinderen zelf. Dit pakket geldt voor kinderen in een huishouden met een besteedbaar inkomen onder de norm van 120% van het sociale minimum. Gemeenten dienen tenminste de onderstaande kindpakket-elementen aan elk kind rechtstreeks beschikbaar te maken. Het gaat hierbij om een zogenaamd kindpakket, waarin wordt uitgegaan van het niet-veelmaar- toereikend criterium (zie SCP in Kinderrechtenmonitor 2012). Het pakket bestaat tenminste uit de absoluut noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om mee te kunnen doen in de samenleving. Het kindpakket bevat tenminste vouchers voor basisbenodigdheden zoals een stel winterkleren en zomerkleren en bijvoorbeeld lessen voor een basiszwemdiploma, een bibliotheekpasje tot 18 jaar, toegang tot lokaal openbaar vervoer en deelname aan een wekelijkse activiteit ter ontspanning of sportieve / culturele ontwikkeling. Het gaat bij het kindpakket om kinderen die in een huishouden leven met een besteedbaar inkomen van minder dan 120% van het voor het huishouden geldende sociale minimum. 3. Organiseer een compleet aanbod voor kinderen in armoede. De Kinderombudsman roept gemeenten hiervoor op hun beleid in te richten met behulp van publiek-private samenwerking. Organiseer binnen de gemeente een gezamenlijke aanpak gericht op het verbeteren van de leefsituatie van kinderen in armoede, waarvoor het politieke, ambtelijke en maatschappelijke draagvlak is gegaran- 9 deerd. Betrek hierin diverse partijen, waaronder lokale aanbieders van hulp aan kinderen in armoede, op zowel beleids- als uitvoerend niveau. Maak het aanbod compleet en passend door intensieve samenwerking. 4. Zowel Rijksoverheid, als de gemeentelijke overheden wordt aanbevolen het armoedebeleid gericht op kinderen, te monitoren. Breng jaarlijks in beeld hoe de toereikende levensstandaard voor kinderen in landelijk en lokaal beleid wordt vormgegeven. Monitor wat het bereik en de effecten hiervan zijn voor de levensstandaard van kinderen. 5. De Rijksoverheid dient de gemeenten gericht aan te sporen en aan te spreken, gezien haar verplichting voortvloeiend uit het Kinderrechtenverdrag. Nederland heeft het Kinderrechtenverdrag ondertekend. Daaruit vloeit de verplichting voort om ook op de implementatie van het kinderrecht op een toereikende levensstandaard in Nederland toe te zien. Vanuit deze verantwoordelijkheid dient het Rijk, die haar armoedebeleid grotendeels heeft gedecentraliseerd, gemeenten gericht aan te spreken op hun taak om kinderen lokaal te voorzien van een toereikende levensstandaard.
Vraag het rapport op of kijk op internet.
Inhoudsopgave van het totale rapport:
Voorwoord 4
Samenvatting Kinderen in armoede in Nederland 5 Samenvattende conclusies ‘Kinderen over Armoede’ 5 Samenvattende conclusies ‘Volwassen en Professionals over Armoede’ 6 Samenvattende conclusies ‘Gemeenten over armoedebeleid voor kinderen’ 6 Aanbevelingen van de Kinderombudsman 8
Deel 1 10 1 Inleiding 11 1.1 Kinderen bij het Meldpunt Kinderen in Armoede 11 1.2 Gesprekken met jongeren 11
2 Armoedesituatie van de kinderen 12 2.1 Thuissituatie van de kinderen 12 2.2 Armoedesituatie van de kinderen 13 2.3 Redenen voor armoede volgens kinderen 14 2.4 Betekenis van armoede voor kinderen 15 2.5 Verwachtingen over verandering van de armoedesituatie 17
3 Gevolgen van armoede voor kinderen 18 3.1 Persoonlijke gevolgen voor kinderen 18 3.2 Thuissituatie/ familie 19 3.3 Onderwijs/toekomst 20 3.4 Omgang met vrienden 21 3.5 Participatie en activiteiten 22
4 Oplossingsrichtingen 23 4.1 Actiegerichte tips van en voor kinderen 24 4.2 Accepteren, maar vertrouwen houden 25 4.3 Tips van jongeren voor de gemeente 25
5 Samenvatting 26 5.1 De armoedesituatie van kinderen 26 5.2 De gevolgen voor kinderen 26 5.3 Oplossingen volgens kinderen 27
Deel 2 28 1 Volwassenen en professionals over Armoede 29 1.1 Inleiding 29 1.2 Wie hebben gereageerd? 29 1.3 Effectiviteit van het armoedebeleid volgens volwassenen en professionals 29 1.4 Oplossingen voor kinderen volgens volwassenen en professionals 30 1.5 Voorbeeldprojecten en goede initiatieven voor kinderen in armoede 32 1.6 Samenvatting 33 Deel 3 34 1 Gemeentelijk beleid in beeld 35 1.1 Inleiding 35 1.2 Trends in het beleid 35 1.3 Toekomstbeelden 36
2 Specifiek of algemeen armoedebeleid 36 2.1 Visie op armoede 37 2.2 Doelstellingen 37 2.3 Maatregelen 38 2.4 Indirecte effecten op de leefsituatie van kinderen 39 3 Voorzieningen voor kinderen 40 3.1 Visie en doelstelling op het ondersteunen van kinderen 40 3.2 Voorzieningen 41 3.3 Het gebruik van de voorzieningen 42 3.4 Verschillen tussen gemeenten 43
4 De beleidsparticipatie van kinderen 44 4.1 Visie op het betrekken van kinderen 44 4.2 Participatie in beleid 44 4.3 Betrokkenheid van kinderen bij beleid nog in de kinderschoenen 46
5 Samenwerken 46 5.1 Voordelen voor gemeenten om samen te werken 46 5.2 Samenwerken binnen de gemeente 47 5.3 Externe samenwerking 48 5.4 Samenwerken met particuliere initiatieven 50 5.5 Waar gemeenten voordelen en verbeterpunten van samenwerken zien 51
6 Samenvatting 51 6.1 Beleid naar de toekomst 51 6.2 Algemeen beleid of specifieke voorzieningen 51 6.3 De beleidsparticipatie van kinderen 52 6.4 Gemeenten over de voordelen van samenwerken 52 Literatuur en Bijlagen 53 Literatuur 54 Deel 1: Kinderen over armoede 54 Deel 3: Gemeenten over armoedebeleid voor kinderen 54 Achtergrond Kinderen in Armoede (bijlage 3) 55
Bijlagen: Onderzoeksverantwoording deel 3 56 Lijst met respondenten deel 3: 198 deelnemende gemeenten 57 Achtergrond Kinderen in Armoede 59 Deelnemers expertgroep 61